ArchLand03099.pngComponenten voor een verharding creëren

Gereedschap

Gereedschappenset

Verharding

 

Landschap

Verhardingscomponenten zijn de delen waaruit een verharding bestaat. Het vulvlak en de boord kunnen verschillende componenten bevatten. Om bijvoorbeeld aan te geven dat een verharding bestaat uit klinkers, grind, aarde en vervolgens gesteente, creëert u een component voor elk van deze elementen om hun plaats in de verharding aan te geven. U kunt bepalen hoe de componenten in sneden worden weergegeven en met welke textuur. Dit zorgt voor realistisch uitziende sneden en gerenderde aanzichten, en stelt u in staat om juiste benodigdheden voor de verharding in te schatten. Als u een materiaal-hulpbron aan een component toekent, voorziet het materiaal eveneens de nodige vulling, textuur, fysieke kenmerken en constructie-informatie voor uw tekeningen, renders en rapporten. De oppervlakte en het volume van de verhardingscomponenten kunt u berekenen met rekenbladen (zie Rekenkundige functies). 

De totale dikte van een verharding is gelijk aan de som van zijn samenstellende componenten. (Hetzelfde geldt voor de dikte van de boord en de boordcomponenten.) De vulling en de lijnkenmerken die u toekent aan een component, worden enkel weergegeven in snedevensters.

Gebruik het gereedschap Pipet om de instellingen van componenten op te nemen en over te dragen van de ene op de andere verharding (zie Kenmerken overdragen).

Om een verhardingscomponent te definiëren:

Volg een van onderstaande werkwijzen:

Om een component te definiëren terwijl u een verharding of verhardingsstijl creëert, opent u het tabblad ‘3D-weergave’ in het instellingenvenster. Klik vervolgens op de knop Componenten vulvlak of Componenten boord.

De parameters in het dialoogvenster ‘Instellingen verharding’ zijn beschreven in Verhardingen creëren.

Om de componenten van een bestaande verharding zonder stijl te definiëren of te bewerken, selecteert u de verharding en klikt u op Componenten vulvlak of Componenten boord in het Infopalet.

Het dialoogvenster ‘Verharding vulvlak componenten’ of ‘Verharding boord componenten’ wordt geopend.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergenKlik hier om de velden te tonen/te verbergen

Veld

Omschrijving

Voorvertoning

Hier ziet u de samenstelling van de verharding in doorsnede, inclusief de door u gedefinieerde componenten.

Totale dikte

Dit is de totale dikte van de verharding of boord. Deze waarde is berekend op basis van de dikte van elke component. Een verharding of boord heeft altijd minstens één component.

Nulpunt

Bepaal of het nulpunt zich op de bovenzijde of onderzijde van de component bevindt. De optie die u hier selecteert wordt overgenomen in de kolom Nulpunt. Het nulpunt is het referentiepunt dat gebruikt wordt om de hoogte van de component uit te zetten (het verandert niet wanneer u de dikte of andere instellingen van de verharding wijzigt). Bepaal op welk component het nulpunt gelegen is door in de kolom Nulpunt te klikken.

Oppervlak

Kies of de verharding of boord een vaste dikte heeft of een component met helling die voor afvloeiing zorgt. Klik in de kolom Taps om het nulpunt aan te vinken voor een component.

Componenten

In deze lijst vindt u alle componenten die de opbouw van de verharding bepalen. Ze zijn gerangschikt volgens hun respectievelijke volgorde van boven naar onder in de voorvertoning. Om de volgorde van de lijst te wijzigen, klikt u in de #-kolom en versleept u de component naar onder of boven.

Als er meerdere componenten geselecteerd zijn op het moment dat u de volgorde wijzigt, worden alle geselecteerde componenten verplaatst naar de nieuwe locatie.

Nulpunt

Klik in deze kolom om te bepalen op welk component het nulpunt gelegen is. Naast deze component verschijnt vervolgens een symbool dat naar boven of onder wijst om aan te geven of het nulpunt zich op de bovenzijde of op de onderzijde van de component bevindt. U kunt de plaats van het nulpunt wijzigen door op het symbool te klikken of door middel van de opties Bovenzijde van de component en Onderzijde van de component bij de parameter Nulpunt van het dialoogvenster.

Taps

(Type Afvloeiing plaat)

Als u de optie Component met helling selecteerde bij de parameter Oppervlak kunt u in deze kolom aangeven welke component taps gevormd is. De onderzijde van de aangeduide component is vlak, terwijl de bovenzijde een helling vertoont om afvloeiing mogelijk te maken. Alle componenten boven en onder de tapse component hebben een vaste dikte. Zo blijft de helling behouden die door de aangeduide component aan de plaat wordt toegevoegd.

Andere componentinstellingen

De andere kolommen in deze tabel vermelden de huidige instellingen voor de verharding of boord in het dialoogvenster ‘Instellingen verharding’.

Nieuw

Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Instellingen component’ te openen en een nieuwe verhardingscomponent voor het vulvlak of de boord aan te maken.

Bewerk

Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Instellingen component’ te openen en een of meer geselecteerde componenten te bewerken. De wijzigingen die u aanbrengt, worden toegepast op alle geselecteerde componenten. Of: dubbelklik op een enkele component om deze te bewerken.

Dupliceer

Klik op deze knop om een of meer geselecteerde componenten te dupliceren. De duplicaten worden onmiddellijk onder de geselecteerde originele componenten in de lijst toegevoegd.

Verwijder

Klik op deze knop om een of meer geselecteerde componenten te verwijderen. De totale dikte van de verharding of boord wordt automatisch aangepast.

Klik onder de lijst met Componenten op Nieuw om een nieuwe component te creëren of selecteer een component die u wilt bewerken en klik op Bewerk.

Het dialoogvenster ‘Instellingen component’ wordt geopend. Bepaal hierin de dikte, naam en andere parameters van de component.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergenKlik hier om de velden te tonen/te verbergen

Veld

Omschrijving

Algemeen

 

Naam

Geef een naam op voor de component. Deze zal vervolgens verschijnen in de componentenlijst van het dialoogvenster 'Verharding [vulvlak/boord] componenten'.

Klasse

Gebruik klassen om de weergave en de zichtbaarheid van de items te regelen. Selecteer een klasse uit de lijst met klassen aanwezig in de tekening of creëer een nieuwe klasse. Selecteer <Klasse van het object> om de component aan dezelfde klasse toe te kennen als de verharding.

Gebruik materiaal

Vink deze optie aan om een materiaal-hulpbron voor deze component te gebruiken. Selecteer vervolgens een materiaal via de Hulpbronnenkiezer.

Dikte

Geef de dikte op van de component. Deze waarde wordt opgeteld met de diktes van de andere verhardingscomponenten om de totale dikte van de verharding te berekenen. De dikte van een component moet groter zijn dan 0 (nul). 

Vulling snede

Bepaal de vulling die u wenst te gebruiken om de component weer te geven in snedevensters. Als de component een materiaal gebruikt, wordt de vulling standaard van het materiaal overgenomen en zijn de parameters niet langer beschikbaar. Zo niet, kunt u zelf een type vulling kiezen; selecteer de optie ‘Klasse’ om de vulkenmerken van de klasse te gebruiken. Afhankelijk van het geselecteerde Type kunt u vervolgens een kleur, patroon of hulpbron (lijnarcering, afbeelding, verloop, motief) selecteren.

Lijn snede

Bepaal de vulling die u wenst te gebruiken om de component weer te geven in snedevensters. Selecteer een type lijn of selecteer de optie ‘Klasse’ om de lijnkenmerken van de klasse te gebruiken. Afhankelijk van uw keuze kunt u een kleur, patroon of lijnstijl selecteren.

Dikte

Selecteer de gewenste lijndikte. Om een lijndikte op maat te gebruiken, selecteert u in de lijst de optie Stel lijndikte in (zie Lijndikte).

Textuur

Kies de textuur die u wilt toekennen aan de component. Als de component een materiaal gebruikt, wordt de textuur aanvankelijk van het materiaal overgenomen maar u kunt de textuur wijzigen. Selecteer de optie ‘Textuur van de klasse’ om de textuur van de klasse van de component te gebruiken (zie Concept: Texturen toepassen volgens klasse). Als u kiest voor ‘Textuur’ kunt u zelf een textuur uit de Hulpbronnenkiezer selecteren. Deze instelling krijgt voorrang op de textuur van het materiaal of de textuur van de klasse.

Het tabblad Rendering van het Infopalet bevat bijkomende textuurinstellingen voor bestaande objecten (zie Texturen van objecten beheren vanuit het Infopalet en Texturen op objecten met componenten). Texturen ingesteld in het Infopalet overschrijven de texturen die u op dit tabblad selecteert, tenzij de textuur wordt bepaald volgens stijl.

Bepaal de kenmerken via klasse

Klik op deze knop om de vulkenmerken, lijnkenmerken en textuur volgens klasse te bepalen, behalve degene die van een materiaal zijn overgenomen.

Verwijder klasseverwijzingen

Klik op deze knop om alle klasseverwijzingen voor de vulling, lijn en textuur te verwijderen en deze kenmerken manueel in te stellen. Dit heeft geen invloed op materiaaldefinities met kenmerken bepaald door de klasse.

Zodra u op OK klikt, verandert de totale dikte naargelang de componenten die u definieert. De componenten die u creëert worden in de voorvertoning weergegeven. In de lijst ‘Componenten’ kunt u de volgorde van de componenten veranderen door hun volgnummers te verslepen in de kolom uiterst links. Bepaal op welk component het nulpunt gelegen is door in de kolom Nulpunt te klikken. Geef aan of u het nulpunt op de bovenzijde of onderzijde van de component wenst te plaatsen.

Concept: Bibliotheken

Kenmerkenpalet

Motieven creëren en bewerken

Concept: Materiaal hulpbronnen

Materialen gebruiken

Eigenschappen van klassen bewerken

Kenmerken van een klasse toekennen

Verhardingen creëren