Concept: Objectstijlen voor parametrische objecten

Objectstijlen voor parametrische objecten geven ontwerpers zowel meer controle als meer flexibiliteit bij grote projecten. Sommige objectparameters kunnen een vaste waarde hebben en zorgen zo voor een consistent ontwerp, terwijl andere parameters voor elk exemplaar van een object afzonderlijk bepaald kunnen worden om de projectomstandigheden zo correct mogelijk na te bootsen. Objectstijlen zijn beschikbaar voor objecten die deel uitmaken van het ontwerp zoals ruimtes en trappen (uitgebreid), en voor annotatie-objecten zoals bladkaders en gegevenslabels. Meer informatie hierover vindt u in Concept: Symbooldefinities, objectstijlen en ingevoegde symbolen.

Er zijn drie soorten instellingen voor objectstijlen:

PIO_ByStyle.png Parameters Volgens stijl worden gedefinieerd door de projectontwikkelaar of projectmanager en zijn identiek zijn ingesteld voor alle exemplaren van een object in het bestand. Deze instellingen kunt u alleen wijzigen door de objectstijl zelf te bewerken. Opgelet: Wanneer u de waarden voor “stijlparameters” wijzigt, heeft dit gevolgen voor alle objecten in de tekening die die stijl gebruiken.

PIO_ByInstance.png Parameters Volgens invoeging kunnen voor elk exemplaar in een bestand afzonderlijk worden ingesteld. Dit kan zowel op het moment dat u een object invoegt, als naderhand.

PIO_ByCatalog.png Parameters Volgens catalogus zijn beschikbaar voor liften en worden gedefinieerd door een item uit de catalogus van een fabrikant. Deze parameters kunnen niet worden bewerkt, maar ontwerpers kunnen wel eigen catalogusproducten creëren op basis van de catalogus van een fabrikant, zoals een lift uit de catalogus met een aangepaste kooihoogte. Wanneer een objectstijl wordt gedefinieerd door een catalogusproduct, wordt een groot aantal parameters automatisch volgens catalogus ingesteld.

De meeste objectstijlen kunnen een combinatie bevatten van de eerste twee soorten parameters. Ter illustratie: een raamstijl kan over “stijlparameters” beschikken. Dit zijn details, zoals vorm, omkaderd vak, omlijsting, kruisroeden, enz., die zorgen voor een identiek aanzicht. Anderzijds zijn er de “invoegparameters,” zoals details voor binnen- en muitenmuren, die van raam tot raam kunnen verschillen om in te spelen op verschillende muurstijlen en projectomstandigheden. Een liftstijl kan naast stijl- en invoegparameters ook catalogusparameters bevatten, die gedefinieerd zijn door de fabrikant, zoals het type lift, de productlijn, de hoogte van de kooi, enz.

Objectstijlen voor parametrische objecten worden bewaard als hulpbronnen en zijn terug te vinden in het Hulpbronnenbeheer en de Hulpbronnenkiezer als projectramen. U kunt deze hulpbronnen delen met andere bestanden en gebruikers via het Hulpbronnenbeheer of door het nemen van abonnementen. Om de stijl van een object te achterhalen en te situeren in het Hulpbronnenbeheer klikt u met de rechtermuisknop op het parametrische object en selecteert u het commando Selecteer objectstijl in het Hulpbronnenbeheer in het contextmenu.

 

Niet alle parametrische objecten in Vectorworks laten het gebruik van objectstijlen of catalogi toe. Deze functies zijn enkel beschikbaar voor parametrische objecten waarvoor de ontwikkelaar de toepassing van stijlen en catalogi heeft goedgekeurd.

Sommige objectstijlen laten het gebruik van 2D-componenten toe in zichtvensters met rendering ‘Achterliggende lijnen verbergen’ (zie Concept: 2D-componenten voor symbooldefinities en parametrische objecten.

Objectstijlen creëren

Concept: Objectstijlen en catalogusproducten