Concept: Symbooldefinities, objectstijlen en ingevoegde symbolen
Vectorworks biedt veel flexibiliteit bij het creëren van objecten die u aan een tekening kunt toevoegen en het bewerken van objecten die reeds zijn ingevoegd. Wanneer u individuele objecten creëert, kunt u hiervoor unieke parameterwaarden opgeven en vervolgens de objecten invoegen. Het is echter ook mogelijk om een symbooldefinitie of een objectstijl te creëren, wat u in staat stelt om op efficiënte wijze een groot aantal identieke of gelijkaardige objecten in de tekening te plaatsen.
Symbolen en objecten
Symbolen en objecten zijn individuele elementen die in de tekening aanwezig zijn. Het kan daarbij zowel gaan om een uniek item dat beschikt over een eigen bewerkbare geometrie en parameterinstellingen, als een item dat gedeeltelijk of volledig gedefinieerd is door een symbooldefinitie of objectstijl. In Vectorworks-termen worden symbool- of objectinvoegingen aangeduid met de naam van de objecten zelf; “een symbool”, “een deur” of “een muur” verwijst dus steeds naar een individueel object in de tekening.
Symbooldefinities en objectstijlen
Symbooldefinities en objectstijlen definiëren alle of sommige delen van een object. Bijgevolg zullen de parameters en geometrie identiek zijn voor alle objecten met die definitie/stijl. In de bibliotheken vindt u reeds duizenden kant-en-klare symbooldefinities en objectstijlen, maar Vectorworks laat u ook toe zelf definities en stijlen te creëren die volledig aan uw behoeften zijn aangepast. Symbooldefinities en objectstijlen zijn hulpbronnen die u kunt aanwenden via het Hulpbronnenbeheer wanneer u objecten in de tekening plaatst. Bovendien kunnen deze hulpbronnen worden gedeeld met andere gebruikers en in andere bestanden.
Hoewel symbooldefinities en objectstijlen vergelijkbare begrippen zijn, bestaan er enkele belangrijke verschillen tussen beide.
Symbooldefinities zijn geometrische elementen; ze definiëren de geometrie voor een object en maken het makkelijker om een groot aantal identiek uitziende symbolen in de tekening te plaatsen. Vaak hebben symbolen geen relatie met andere objecten, behalve hun eigenschap om in muren te worden ingevoegd.
Objectstijlen zijn parametrische elementen; ze definiëren een reeks parameters die worden gebruikt om consistente objectexemplaren in de tekening te plaatsen. Bij veel objectstijlen is het zo dat sommige parameters bepaald worden door de stijl en identiek moeten zijn voor alle ingevoegde objectexemplaren, terwijl andere parameters voor elk object individueel kunnen worden ingesteld, waardoor u de nodige flexibiliteit heeft. Voor sommige objectstijlen, zoals muurstijlen, is reeds op voorhand vastgelegd welke parameters afhangen van de stijl en welke individueel bewerkbaar zijn. Parametrische objectstijlen daarentegen laten de gebruiker die de stijl creëert, zelf deze opsplitsing bepalen (zie Concept: Objectstijlen voor parametrische objecten).
Er zijn ook parametrische objecten waarbij de stijl bepaald wordt door catalogusitems van een fabrikant (zie Concept: Objectstijlen en catalogusproducten).
De relatie tussen objecten en objectstijlen / symbolen en symbooldefinities
Symbooldefinities en objectstijlen verschillen in de relatie die ze onderhouden met hun ingevoegde exemplaren. Dit is afhankelijk van het type item en van hoe de definitie/stijl is ingesteld.
Symbolen zijn steeds het resultaat van een bepaalde symbooldefinitie. Zoals de naam doet vermoeden, definieert een symbooldefinitie alle geometrische eigenschappen van de objecten die u invoegt. Bijgevolg zullen alle symbolen die gebaseerd zijn op een bepaalde definitie, een identieke geometrie hebben. Voor de meeste symbolen geldt dat wanneer u de symbooldefinitie bewerkt, alle exemplaren van dat symbool in de tekening worden aangepast. Zie Concept: Vectorworks symbolen voor meer informatie over de verschillende soorten symbolen en hoe ze werken.
In tegenstelling tot symbolen moeten parametrische objecten en andere objecttypes niet per se op een stijl gebaseerd zijn. Ze kunnen gewoon in de tekening worden geplaatst als unieke objecten met instellingen op maat. Sommige, maar niet alle objecttypes laten het gebruik en de creatie van stijlen wel toe. In zo’n gevallen worden de parameters voor het object automatisch ingesteld.
Voor de meeste Vectorworksgereedschappen die dienen om objecten of parametrische objecten in te voegen, is er een Instellingen-knop beschikbaar op de Methodebalk. Met deze knop opent u een venster waarin de standaardwaarden voor het gereedschap kunnen worden aangepast. Deze waarden worden standaard gebruikt voor alle objecten van dat type die u in de tekening plaatst, totdat u de instellingen opnieuw wijzigt. Op deze manier kunt u makkelijk meerdere objecten invoegen met dezelfde instellingen; dit is echter niet hetzelfde als het creëren en gebruiken van objectstijlen, die als hulpbronnen worden bewaard.
Voorbeeldsituaties: