De projectie van een afbeelding bewerken
Zodra een afbeelding op een object is toegepast, kunt u de weergave van de vulling voor dat object aanpassen zonder de onderliggende hulpbron te beïnvloeden. Om de vulling aan te passen gebruikt u de uitklapbare instellingen op het Kenmerkenpalet of het gereedschap Bewerk projectie. Als u de vulling van een object bewerkt met het gereedschap Bewerk projectie worden de wijzigingen weerspiegeld in de instellingen van het Kenmerkenpalet. Omgekeerd worden wijzigingen in het Kenmerkenpalet ook weerspiegeld in de bewerkbare projectie gegenereerd door het gereedschap.
De projectie van een afbeelding bewerken via het Kenmerkenpalet
Om de weergave van een afbeeldingshulpbron aan te passen voor een geselecteerd object:
Selecteer één of meer objecten met dezelfde afbeelding als vulling.
Klik op de knop Instellingen afbeelding in het Kenmerkenpalet.
De instellingen worden uitgeklapt.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergenKlik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Afbeelding toepassen op |
Selecteer Geselecteerd object om de aanpassingen toe te passen ten opzichte van afzonderlijke middelpunten van elk geselecteerd object. Selecteer Geselecteerde objecten als één geheel om de aanpassingen toe te passen ten opzichte van het gemeenschappelijke middelpunt van de selectie. |
Afbeelding toepassen op |
|
Breedte / Hoogte |
Geef de breedte en de hoogte van de afbeelding op. Klik op de schakel om de breedte en de hoogte met elkaar te linken. Zo behoudt u een vaste verhouding tussen deze waarden. |
X-afstand / Y-afstand |
Geef de x-afstand en de y-afstand ten opzichte van het middelpunt van het object of de selectie op. |
Hoek |
Geef de rotatiehoek op. |
Spiegel horizontaal / Spiegel verticaal |
Vink deze optie aan om de afbeelding horizontaal en/of verticaal te spiegelen. |
Herhaal |
Vink deze optie aan om de vulling herhalend weer te geven. |
De X- en Y-assen zijn een vaste waarde in de tekening en bepalen het middelpunt van de pagina. De coördinaten van het geselecteerde object worden berekend in verhouding tot dit middelpunt. De breedte en hoogte van de afbeelding staan daarentegen los van de pagina en worden berekend op basis van het invoegpunt van de afbeelding.
Wijzigingen aan de projectie worden op het geselecteerde object toegepast terwijl u de parameters verandert.
Klik na het instellen van de parameters eender waar naast het instellingenmenu om de instellingen te aanvaarden.
De projectie van een afbeelding bewerken met het gereedschap Bewerk projectie
Gereedschap |
Gereedschappenset |
Sneltoets |
Bewerk projectie |
Basisgereedschappen Visualisatie |
Shift+A (Windows) Option+A (Mac) |
Om de projectie van een afbeelding te bewerken:
Klik op het gereedschap.
Selecteer een object waaraan een afbeelding is toegekend. Opgelet: U kunt slechts één object tegelijk bewerken. Er verschijnt een projectiekader met acht controlepunten op de afbeelding.
Gebruik het projectiekader om het invoegpunt, de breedte, hoogte en rotatie van de afbeelding te bepalen. U kunt er ook de vulling mee verschuiven.
Handeling |
Omschrijving |
De positie van de vulling (het invoegpunt van de afbeelding) wijzigen |
Klik-en-sleep de projectielijn naar de gewenste positie.
|
De breedte en hoogte van de afbeelding aanpassen |
Klik op een controlepunt (de cursor verandert in een cirkelvormige pijl) en versleep dit om de afbeelding te verschalen. Houd de shift-toets ingedrukt om de hoogte-breedteverhouding tijdens het verschalen te behouden. Klik opnieuw om de nieuwe positie van het controlepunt vast te leggen.
|
De afbeelding roteren |
Klik op een controlepunt (de cursor verandert in een cirkelvormige pijl) en versleep dit punt om de afbeeldingte roteren. Of: Druk op de tab-toets en voer in de Coördinatenbalk de gewenste waarde in om de rotatiehoek zeer nauwkeurig te bepalen. Klik nogmaals om de nieuwe hoek vast te leggen. Om de vulling rond het centrum van het projectiekader te roteren, houdt u de ctrl-toets (Windows) of de cmd-toets (Mac) ingedrukt tijdens het roteren.
|
De afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen |
Klik op een controlepunt in een van de hoeken van het projectiekader en versleep dit voorbij een andere hoek. Klik nogmaals om de nieuwe hoek vast te leggen. Versleep het controlepunt horizontaal of verticaal om in die richting te spiegelen; versleep het controlepunt diagonaal om de afbeelding zowel horizontaal als verticaal te spiegelen. |
Wijzigingen bij ‘Instellingen afbeelding’ (geopend vanaf het Kenmerkenpalet) beïnvloeden eveneens de projectie van de afbeelding. Wanneer de verhouding tussen de Breedte en de Hoogte van de afbeelding vergrendeld is (door middel van de kettingschakel), is het niet mogelijk om de controlepunten van het projectiekader horizontaal of verticaal te verslepen, enkel diagonaal. U kunt de opties Spiegel horizontaal en/of Spiegel verticaal ‘Instellingen afbeelding’ gebruiken om de oriëntatie van de afbeelding te wijzigen, zonder de afbeelding handmatig te verplaatsen of verschalen.