DesignSeries00044.pngIndividuele weergave van 3D-objecten in snedevensters

Het snijvlak, de weergavestatus en kenmerken van 3D-objecten kunnen individueel worden ingesteld en zo de instellingen van het snedevenster overschrijven voor objecten/achterliggende objecten in een specifiek snedevenster. Dit kan enkel door het object te selecteren in de bewerkmodus (“Bewerk objecten in snede”) van het zichtvenster. De klasse-instellingen zijn alleen van toepassing op het huidige zichtvenster en hebben geen invloed op het ontwerp zelf of op andere zichtvensters in de tekening.

Viewports100045.png 

Om de weergave in te stellen van een individueel 3D-object in een snedevenster:

1.      Klik met rechts op het snedevenster en selecteer het commando Bewerk objecten in snede in het contextmenu.

2.In de bewerkmodus selecteert u het 3D-object dat u wilt bewerken (of meerdere objecten om hieraan dezelfde instellingen voor het snijvlak en de weergave toe te wijzen).

Als objecten onder of achter het snijvlak niet worden weergegeven met de instellingen van het huidige zichtvenster, kunt u X-rayselectie gebruiken om verborgen objecten zichtbaar te maken en te selecteren terwijl u in bewerkmodus bent. Merk op: X-rayselectie helpt niet om objecten te visualiseren die boven of vóór het snijvlak liggen.

3.Klik op de knop Bewerk snijvlak en weergave in het Infopalet en definieer de instellingen in het dialoogvenster ‘Snijvlak en weergave’.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Weergave van 3D-objecten in snedevensters

Lijnkenmerken