Naast de algemene dekking (of transparantie) van de ontwerplaag (zie De dekking van objecten volgens ontwerplaag instellen) kunt u ook voor afzonderlijke objecten de dekking instellen. Transparantie kunt u toepassen op elk type 2D-object, inclusief ruimtelijke 2D-objecten, 2D-muren, tekst, rekenbladachtergronden en 2D-objecten van insteekmodules.
DDeze functie is beschikbaar voor alle Mac- en Windowssystemen waarvoor de optie Gebruik GDI+ is aangevinkt in Voorkeuren Vectorworks: Categorie Weergave.
De dekking geldt uitsluitend voor 2D-objecten. Voor een gelijkaardig effect in 3D kunt u met Renderworks een textuur met transparantie gebruiken (zie Texturen creëren gebruiken).
Om de dekking van een 2D-object in te stellen:
1. Selecteer het object en klik in het Kenmerkenpalet op de knop Dekking om het gelijknamige dialoogvenster te openen.
2.U kunt eventueel de dekking van de lijn aan die van de vulling linken zodat ze steeds dezelfde dekkingsgraad hebben. Vink de optie Ken dekking toe aan lijn uit om aan de lijn en vulling een verschillende dekkingsgraad toe te kennen.
3.Sleep de schuifknop naar links om de transparantie te vergroten of geef een dekkingspercentage (0-100) in het vak naast de schuifregelaar in. OF: Vink het vakje D.m.v. klasse aan om de dekking te gebruiken die is ingesteld bij de klasse. Hoe lager de waarde is die u ingeeft, hoe hoger de transparantie van het object zal zijn.
Als het vakje Automatisch toekennen is aangevinkt voor de klasse van het object, wordt de dekking van het object automatisch ingesteld door de klasse. Indien Automatisch toekennen niet is aangevinkt voor de klasse, neemt het object enkel de dekking van de klasse over als u hier D.m.v. klasse aanvinkt. Merk op: voor een zichtvenster kunt u de dekking van de klasse overschrijven en een aparte dekking bepalen.
4.Klik op Voorvertoning om te zien hoe het object er zal uitzien.
De respectievelijke dekkingspercentages voor vulling en lijn worden op de knop Dekking in het Kenmerkenpalet weergegeven.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~